De vrije fietser

Dag fiets


Ooit een eerste fiets geweest. Gloednieuwe blinkende trots, verdiend met een krantenwijk, of als beloning voor een goed rapport of als geschenk van lieftallige ouders als voertuig naar veelbelovende doelen.


Daarna talloze malen meeverhuisd, opgepoetst, gerepareerd, uitgeleend, weggemoffeld en weer tevoorschijn gehaald.


Daarna van hand tot hand gegaan, van broer naar vriend naar kennis en weer terug. Studentenbrikkie, van collegezaal naar vier-hoog achter en vandaar naar de kroeg en dan weer slingerend terug met al of niet een jolige prille liefde achterop.


Daarna zoekgeraakt. Gepikt. Gejat. Gestolen en weer opgehaald bij een politiedepot.


Daarna afgedankt en weggegooid. Het water in. Verzopen. Bellen uit de buizen. Begraven onder het slik. Laatste bestemming. Verwrongen oud ijzer met verroeste ketting, lekke banden en schorre bel.


Dag fiets.


Dag oerdegelijke stalen metgezel die mij ooit naar elke bestemming bracht die ik wilde, in weer en wind, storm en hagel en ijzel en sneeuw.


Dag fiets dat geduldig al mijn luimen over zich heen liet komen, het nijdig kwakken tegen de muur, het venijnig kletteren op de straat, het woeste wringen aan het stuur en de genade-slag in het voorwiel door gefrustreerd parkeren in een labiele fietsenrek.


Dag fiets, met het zoveelste doorgezaagde beugelslot, scheve koplamp en kapotte achterlicht.


Ik ga je missen.


© kasper wubbels 18/12/2021